Nieuws

Van wie is de Peel? – column Floris Alkemade

Afgelopen week was ik in Oekraïne en hoe onwerkelijk het ook klinkt, deze column over de Peel schreef ik deels vanuit een Oekraïense schuilkelder waar ik bij een luchtalarm moest schuilen. Die bizarre situatie gaf me tijd om te overdenken hoe allesbepalend het is als door iemand van buiten het eigendom van je land wordt opgeëist. In het verlengde daarvan bracht me bij de vraag: Van wie is de Peel?

Gelukkig – tenminste voor zover ik weet – is er nooit een oorlog om de Peel gevoerd. De moerasgebieden van de Peel waren in het verleden ook simpelweg te ontoegankelijk en te onbruikbaar om hebzucht op te wekken. Maar dat wil niet zeggen dat de Peel van niemand was. Het waren gronden die aan de gemeenschap toebehoorden en die wel degelijk een gebruik kenden: waar en wanneer mogelijk werd het vee er geweid en de mest weer op de akkers gebruikt. De gemeenschappelijke gronden van de oorspronkelijke Peel bestreken met zo’n 100.000 hectare maar liefst een vijfde van het huidige Brabant. Het is bijna niet meer voor te stellen hoe dit onmetelijke, woeste, en vaak ook ontoegankelijke gebied zich ooit tot in de verste uithoeken uitstrekte.

De woeste gronden van de Peel behoorden dus aan de gemeenschap toe. Maar toen begin vorige eeuw ontginning mogelijk werd, bleek de zompige turfbodem plotseling het goud van dit uitgestrekte gebied. Het was niet in een nietsontziende oorlog, maar in een aantal ontginningsgolven dat de Peel ontdaan werd van zijn rijkdom. Alles onder het mom van Verheffing door Ontginning. Maar de bewoners van de Peel waren straatarm, en de bewoners van de Peel bleven straatarm. Er was hier geen Emile Zola die met een scherp geformuleerde aanklacht tegen het sociaal onrecht opkwam. Integendeel, ‘Mijn kinderen eten turf’ van Toon Kortooms is juist te lezen als een met veel humor beschreven rechtvaardiging van die exploitatie. Maar tijden veranderen, inzichten veranderen. Misschien is het wel de overtreffende trap van een bezetting als de bodem die aan de gemeenschap toebehoorde, uit winstbejag afgegraven en afgevoerd wordt.

Wat me weer terugbrengt bij de vraag: Van wie is de Peel? Die vraag is beter te beantwoorden als we nog wat verder terug in de tijd gaan. De befaamde grondlegger van het liberalisme, de Engelse filosoof John Locke, beschreef eind zeventiende eeuw welke eigendomsrechten er zouden moeten gelden voor de gemeenschappelijke gronden, de commons. Hij stelt als voorwaarde voor het onttrekken van grond aan de gemeenschap dat je door je arbeid, waarde aan de toegeëigende grond moet toevoegen. Hij vergelijkt daarbij het toe-eigenen van gemeenschappelijke grond met drinken uit de rivier, ook al privatiseer je een deel van de gemeenschappelijke grond, er zal altijd meer dan genoeg overblijven voor de gemeenschap. Maar dat was drie eeuwen geleden. Wat toen nog ondenkbaar was, is onze hedendaagse werkelijkheid: hier in Brabant is die rivier leeggedronken. Van de 100.000 hectare van de Peel is nu nog 4% over. De onmetelijke moerasgronden werden rechtgetrokken, ontveend, de ondergelopen gronden werden weer ontwaterd en de schrale grond die eronder tevoorschijn kwam werd met behulp van kunstmest weer verder geëxploiteerd. Alles in naam van de vooruitgang maar het is de vraag geworden in hoeverre deze ontginning nog wel als een waardevermeerdering van de grond gezien kan worden.

Die reikwijdte van die vraag herkennen we ook in het hedendaagse landschap. Iedere lijn in een landschap vertelt het verhaal van de sociale structuren van de tijd waarin ze ontstonden. Zo vertellen de rechte wegen die vanuit de oude Peeldorpen het moeras in werden getrokken, het verhaal van een ontwerpmatige en geprivatiseerde ontginning. Die ontginningswegen verbonden de kernen maar ontwikkelden geen sociale verwevenheid. Tekenend daarvoor is misschien wel de Midden-Peelweg, maar liefst zesenzestig kilometer lang. Genadeloos snijdt die weg dwars door het midden van de ooit mythische en woeste gronden. De Midden-Peelweg als afronding van een nietsontziend proces van ontginning en normalisering.

Tijden veranderen, inzichten veranderen. We zijn nu niet alleen de waarde van de natuur en van landschappelijke kwaliteiten in gaan zien maar beginnen ook te herkennen hoe in de oude Peeldorpen de onderliggende sociale ideologie zich ruimtelijk vertaalde. In die verre echo van de oorspronkelijke commons herkennen we onze sociale natuur.
In de maakbaarheidsgedachte die het werk van de vorige generatie kenmerkte, herkennen we die sociale natuur minder. En juist die maakbaarheidsgedachte zien we nu op een aantal terreinen vastlopen. Het denkkader dat nu met het Novex gedachtegoed opgebouwd gaat worden, biedt dan ook een uitstekende gelegenheid om juist die sociale context weer voorrang te geven. Een beleid waarbij het belang van de common – of dat wat we in andere bewoordingen nu de brede welvaart zijn gaan noemen – op een heel andere manier aan bod kan komen. Ook in dat licht gezien, blijft de vraag van wie de Peel is, de bepalende vraag.

In de vorm van een oprukkende verstedelijking staat de volgende generatie kolonisten nu voor de deur. Beleidsmatig vertaalt die snel toenemende druk zich in de Novex operatie waarmee de Peel ook nu weer nadrukkelijk een aandachtsgebied voor herinrichting is geworden. De afgelopen eeuw kwamen er onder de noemer van Verheffing door Ontginning velen naar de Peel om er wat te halen, maar weinigen kwamen er om wat te brengen. Misschien is het dan ook wel de belangrijkste opgave voor de Novex organisatie om opnieuw te definiëren wat we in onze tijd onder waardevermeerdering willen verstaan. En laat dan initiatiefnemers aantonen hoe hun project, binnen die definitie van waardevermeerdering, bijdraagt aan de brede welvaart van de gemeenschap.

De agenda Bodem en Water sturend biedt daar een uitstekende basis voor. Het is in zekere zin te lezen als een herinterpretatie van het nooit verdwenen belang van de commons. Maar om recht te doen aan de eigenheid van de Peel is er meer nodig dan alleen die agenda. Misschien is de kern van de eigenheid van de Peel wel dat er ook telkens weer een prachtige omkering van dat wat normaal is, ligt besloten. Hier geldt dat Meijel op Sevenum, de omweg, de kortste weg is. In dit gebied veranderde land door de turfwinning in water en met de ontwatering werd het water weer land. Bodem en water wisselen hier voortdurend stuivertje. Net zoals realiteit en mythe telkens van stuivertje wisselden. De ziel van de Peel wordt bepaald doordat hier voortdurend een andere werkelijkheid geldt.

Van wie is, dat alles overziend, dan de Peel?

Uiteraard behoort de Peel toe aan degenen die na een eeuw van ontginningen er nu in slagen om het streven naar een brede welvaart op een ander spoor te brengen. Aan degenen die de natuur weer in balans weten te brengen met dit industrieel agrarische landschap. Aan degenen die erin slagen om het sociale weefsel van de gemeenschappen weer van binnenuit te laten groeien.

Maar vanuit een schuilkelder in Oekraïne bedacht ik hoeveel er de afgelopen eeuw in Brabant verdween wat ooit vanzelfsprekend heilig was. En hoe de Peel nog meer verloor: het verloor ook veel van zijn magie. Ik dacht aan de mythische, uitgestrekte, lege woeste gronden die de ziel van de Peel belichamen en bedacht dat de Peel wat dat betreft toch vooral toebehoort aan degenen die iets van die magische ziel van dit gebied zullen weten terug te brengen.

– Floris Alkemade